Rootsreis West- en Midden Java

Sinds de publicatie van mijn roman ‘Oorlog aan de Overkant’ in 2019, wilde ik zelf naar Indonesië om de voetsporen van mijn vader na te lopen. Hij was in de jaren 1947-1950 als dienstplichtig soldaat naar Nederlands-Indië gestuurd en kwam daar in een slepende onafhankelijkheidsoorlog terecht. Wat hij daar heeft meegemaakt tekende hij op in drie dagboeken, die ik heb verwerkt in een leesbare roman.

 

Natuurlijk is het geen echte rootsreis, zowel mijn vader als ik zijn 100% Nederlands. Maar zijn ervaringen aan de overkant hebben hem voor de rest van zijn leven gevormd en indirect dus invloed gehad op mijn jeugd. Tijd om zelf eens dat geliefde land van mijn vader te bezoeken en op zoek te gaan naar de hospitalen waar hij destijds als hospik werkte. Ook had hij meerdere vriendschappen met lokale mensen, wie weet kon ik nog nazaten van hen terugvinden?

Met Emmy van Van Verre Reizen heb ik goed doorgenomen wat ik wilde, welke plekken ik tijdens mijn rondreis Java wilde bezoeken en waarom. Zij zorgde voor een reis van-dag-tot-dag en een chauffeur die ons goed zou kunnen helpen in onze zoektocht. Die laatste, Kurnia, is echt goud gebleken tijdens onze reis!

 

Nederlandse geschiedenis in Jakarta 

We begonnen onze reis in Jakarta, waar we twee nachten verbleven. We brachten een bezoek aan erebegraafplaats Menteng Pulo, bezochten de oude haven Pelabuhan Sunda Kelapa en deden een dagtrip naar Buitenzorg Bogor. Tot zover wat algemene Nederlandse geschiedenis in Indonesië.

 

 

Op bezoek in een militair hospitaal in Cimahi

Op doorreis naar Bandung reden we via Cimahi, de eerste plek waar vader Dirk gewerkt en gewoond heeft. Hier leerde hij het verplegersvak en deed praktijkervaring op in het militair hospitaal. Uit eigen research wist ik dat het hospitaal nog bestaat én nog als militair hospitaal in gebruik is.

 

We reden vanaf de zijkant van het complex naar de voorkant en ik herkende direct de bouwstijl en de entree. Het was nog precies zoals toen! Voor de ingang stonden bewakers, we mochten niet zomaar het terrein op. Kurnia legde hen uit waarom we hier waren en we mochten er uiteindelijk door. Met een jonge militair die ons begeleidde en een bewaker die ons nauwlettend in de gaten hield. We mochten niet naar binnen, logisch; daar liggen zieke mensen. Het lopen op het terrein waar Dirk destijds maanden heeft gelopen was al bijzonder genoeg.

 

    

 

Erebegraafplaats in Bandung 

In Bandung, waar we drie dagen verbleven, bezochten we erebegraafplaats Pandu waar we bloemen legden bij het graf van een soldaat die bij hetzelfde onderdeel als Dirk zat, en wiens overlijden ook in mijn roman beschreven staat. Het maakte indruk om hier over het terrein te lopen. Allemaal jonge mannen in de leeftijd van mijn kinderen. Hun moeders hebben destijds kun kind gedag gekust en nooit meer levend terug gezien. Emotioneel besef.

 

Dagtrip naar de Kawah Rengganis Hotsprings

Tijd om de zinnen te verzetten en iets luchtigers te doen. Met Kurnia reden we de Tangkuban Perahu vulkaan op naar de Kawah Rengganis Hotsprings, wat echt een aanrader is. Eerst via een lange touwbrug de vallei over, waarbij we al een waanzinnig uitzicht hadden op de warmwaterbronnen. Aan de overkant bleek er een kabelbaan te zijn met rieten hangstoelen, nogmaals de vallei heen en terug overstekend. Ook de hotsprings zelf waren heerlijk. Met op de heenweg naar de hotsprings een tussenstop bij een van de vele theeplantages en op de terugweg via de Kawah Putih (de witte krater), maakte het totaal een prachtige dagtrip.

 

    

 

Op pad met gids Momo in Pangandaran

Ons volgende hotel stond in Pangandaran, en de reis daarheen deden we voor de helft met de trein en de andere helft met ons busje. De treinreis is geweldig. Hoog in de bergen, langs vele rijstvelden en door allerlei dorpjes. In Pangandaran zelf was er niets te vinden van de ‘roots’, maar we hebben er de meeste geweldige excursies gedaan! Met lokale gids Momo, die Kurnia voor ons geregeld had, gingen we naar de pasar, een kokossuikerfabriekje, een kroepoekfabriek, een tempéwerkplaatsje en uiteindelijk naar The Green Canyon en The Green Valley. De laatste betekent bodyraften in de groene rivier, een waanzinnige ervaring.

 


Het industriestadje Cilacap

Na twee dagen Pangandaran schoven we een kustplaats op en kwamen we terecht in Cilacap, ook aan de Indische oceaan. Dit industriestadje is niet toeristisch en er is weinig te beleven, maar hier vond ik voetsporen van mijn vader die hier ruim een half jaar woonde en werkte.

Kurnia ging ‘talken talken’ met de locals hier om erachter te komen waar we het hospitaal konden vinden en waar we op zoek zouden kunnen gaan naar familie van vrienden van destijds. Het hospitaal is er niet meer; het terrein is nu industriegebied waar onder andere een grote suikerfabriek staat. We reden er wel even langs. Ook bezochten we de Klappalima. Dat was destijds een kamp met barakken waar soldaten uit verschillende eenheden woonden, en ook Dirk woonde daar een poosje. Nu is het een straat, maar heet nog steeds Klappalima.

 

De zoektocht naar de lokale vrienden van 80 jaar geleden ging moeizaam, wat ik al verwacht had. Ook hier was Kurnia dé schakel tussen ons en de lokale bevolking, die geen woord Engels spreken en ook de Nederlandse taal niet meer beheersen. Of we iemand gevonden hebben? Dat laat ik even in het midden, aangezien ik onze reis in een vervolgroman van ‘Oorlog aan de Overkant’ wil verwerken…

 

De dag erna gingen we naar het strand van Cilacap, daar waar vader Dirk zoveel wandelingen had gemaakt. We maakten een boottochtje naar het schiereiland Nusa Kambangan, ook daar was mijn vader meerdere malen heen gevaren. De rust, de zee, deze plek, het maakte op mij diepe indruk. Ik wist dat Dirk hier, ondanks de oorlog, gelukkig was, en ik begreep hem wel.

 

    

 

Het hospitaal, de Chinese wijk en watervallen in en nabij Purwokerto

Onderweg naar Purwokerto/Banyumas reden we via Kroya, een dorpje met grote betekenis voor mijn vader en beschreven in ‘Oorlog aan de Overkant’.

 

In Purwokerto bleven we drie dagen, omdat er in Banyumas veel te zoeken was voor ons. Om te beginnen het hospitaal. We werden er uiterst vriendelijk ontvangen, kregen een uitgebreide rondleiding en moesten met iedereen op de foto. Zij vonden het heel bijzonder dat twee Belanda’s, burgers ook nog, interesse hadden in hun hospitaal. Ook hier sprak niemand Engels en bleek Kurnia dé schakel in onze communicatie.

Daarna de Chinese wijk van Banyumas in, op zoek naar dé batikkerij en familie van Dirks geliefde uit die tijd. We hebben er een geweldige batikkerij gevonden, met uiterst vriendelijke en behulpzame mensen. We kochten hun halve winkeltje leeg en toen we een dag later nog een keer kwamen om ook voor thuis wat mooie batik te kopen, kregen we een spontane rondleiding door het bedrijf. Prachtig op de ouderwetse manier gebatikte doeken, een atelier waar ze zelf kleding maken, een winkel en een koffieshopje ernaast. Voor de complete batikbeleving!

 

De dag erna gingen we met Kurnia de Gunung Slamet op, naar de watervallen van Baturraden. Wederom prachtige uitzichten onderweg. Het is hier wel toeristisch, maar desondanks kwamen we geen Nederlanders tegen.

 

    

 

Het paleis van de Sultan in Jogyakarta

De volgende stop was Jogyakarta, waar we slechts een nacht verbleven. We zouden er de Prambanantempels gaan bezichtigen, maar Kurnia wist dat er combitickets zijn voor Prambanan en de Borobudur, mits je ze op twee aaneensluitende dagen bezoekt. Dus zouden we dit op een ander moment gaan doen, en was er nu tijd om het paleis (Kraton) van de Sultan te bezoeken.

 

Vele roots in Solo

Dan door naar Solo, waar weer veel voetstappen van Dirk te zoeken en te vinden waren. De eerste dag stond helemaal in het teken van het Sriwedaripark, met aansluitend in de avond een Wayang Orang voorstelling.

 

Intussen was Kurnia met zijn ‘talken talken’ erachter gekomen dat het hospitaal van Solo niet meer bestaat; er staat nu een hotel. In die wijk gingen we nog wel op zoek naar familie van vrienden van Dirk destijds. Ook hier was de aanwezigheid van Kurnia onontbeerlijk; zonder hem hadden we niets bereikt of gevonden. De straat waaraan het hospitaal vroeger lag wordt nu ‘jalan second Solo’ genoemd, maar is waarschijnlijk een verbastering van ‘ziekenhuis Solo’; later ‘zieken Solo’ en nu dus ‘second Solo’.

 

We bezochten de twee kratons van Solo, waar Dirk in 1949 stiekem naartoe ging. Nu zijn beide terreinen gedeeltelijk open voor publiek. Ik herkende veel delen van de paleizen van de foto’s die Dirk destijds maakte.Een middagtripje de vulkaanberg Lawu op voor een bezoek aan de kleine Hindoe tempel Situs Candi Sikuh; een oase van rust en schoonheid met prachtige ver-gezichten. Daarna doorgereden naar de Jumogg watervallen, wat een recreatiegebied is voor lokale bevolking.

 

    

 

Een bezoek aan de Prambantempels en de Borobudur

Dan, onderweg naar Magelang naar de Prambantempels, waar we een rondleiding kregen van een Nederlandssprekende gids. Fantastische tempels, echt indrukwek-kend. Magelang was de laatste bestemming van onze reis, met een hotel vlak aan het Borobudurcomplex. We bezochten natuurlijk de Borobudur zelf, dat weer mondjes-maat is opengesteld voor publiek. We deden de klim naar de Borobudur Sunrise om 5 uur ’s morgens, bezochten de kleine Menduttempel en reden met paard en wagen door een authentiek stukje Magelang. Geweldig mooi en indrukwekkend allemaal.

 

Op de laatste dag bracht Kurnia ons naar het vliegveld van Jogyakarta, waar we via Jakarta weer terug naar huis vlogen, maar natuurlijk niet voor we Kurnia uitgebreid bedankt hadden voor deze, zoals hij het noemde ‘mission impossible’ reis.